AMOS, GEBOREN 1940
Men zegt dat elke penseelstreek een fluistering uit het verleden met zich meedraagt.
In het geval van AMOS draagt die fluistering een erfenis—zowel menselijk als goddelijk.
Geboren in de stilte vóór de storm van 1940, kwam AMOS ter wereld onder een hemel die al trilde van de naderende oorlog. Zijn vroegste herinneringen gaan niet over kinderspel, maar over schaduwen op kinderkopjes, de stilte vóór de sirenes, het licht dat door gebarsten ramen viel. Terwijl de wereld uiteenviel, bleef er iets in hem ongebroken—een vonk, een visioen, een drang om vast te leggen wat anderen niet zagen.
AMOS is niet zomaar de naam van een kunstenaar—het is een kracht, een verhaal dat herboren wordt in kleur en op doek. Een schilder wiens werk minder voelt als maken, en meer als oproepen. Wie voor een werk van AMOS staat, kijkt niet alleen—je voelt—alsof oude goden en vergeten dromen zich bewegen onder de verf.
Maar AMOS is meer dan een naam; het is een aanroeping.
In oude teksten staat Amos bekend als profeet—fel, compromisloos, een stem niet verguld door macht maar gesneden uit waarheid. Hij sprak namens de ongehoorden, deed rijken wankelen met poëzie, en riep helderheid af als een bliksemschicht. In een minder bekende stroom van mythologie was Amos ook een god—geen god van oorlog of rijkdom, maar van visioen. Een stille godheid die de hand van de kunstenaar leidde, en de stervelingen het heilige vermogen schonk om te zien wat er nog niet is.
Uit deze mythische én menselijke lijn treedt de schilder AMOS naar voren.
Zijn atelier—vaak niet meer dan een zonovergoten hoek en een met verf bespatte muur—is een heiligdom waar het spirituele en het zintuiglijke elkaar ontmoeten. Zijn doeken pulseren van leven: kleuren die pijn doen, lijnen die zinderen van herinnering. Een werk van AMOS aanschouwen is aan de rand staan van iets ouds en intiems—waar droom en stof samenleven, waar stilte vorm krijgt.
Critici noemen hem surrealist, mysticus, moderne monnik. Maar zulke labels schieten tekort.
Want AMOS schildert niet zomaar. Hij herinnert zich—voor ons.
Hij geeft vorm aan wat de wereld is vergeten.
En daarmee wordt hij niet alleen kunstenaar, maar een brug—tussen tijden, tussen werelden, tussen het zelf dat we kennen en het zelf dat we onderweg verloren zijn.
AMOS aanschouwen is geen kunst bekijken.
Het is gezien worden.